Published 1 juli 2022

Lotte(29) werkt als bureauredacteur in de boekenbranche. Vijf jaar geleden kreeg ze de diagnose autisme. 
Ze vertelt: “Op de basisschool en de middelbare school ben ik niet in negatieve zin opgevallen. Ik was een rustig meisje, ijverig ook. Ik werkte hard en haalde hoge cijfers. Mijn broer zat op dezelfde school, hij zat twee klassen boven mij. Het gaf mij zekerheid als hij in de buurt was. Achteraf denk ik dat ik erg afhankelijk van hem was, in ieder geval van het gevoel van zijn nabijheid.” 
Ze doorliep probleemloos de basisschool en het gymnasium. Toen ze achttien was besloot ze naar Amsterdam te verhuizen om geschiedenis te gaan studeren.
Lotte: “Ik ging voor het eerst op mezelf wonen. Op kamers in de grote stad. De studie ging goed, ik studeerde gewoon zoals ik dat al gewend was op de middelbare school. Ik werkte hard en haalde hoge cijfers. Maar het kostte mij steeds meer moeite om het studeren te combineren met een sociaal leven en het zorgen voor mezelf. Schoonmaken, de was doen, eten, dat soort dingen. De executieve functies, ik kreeg het niet altijd voor elkaar. Het maakte dat ik boos op mezelf was, ik maakte mezelf verwijten. Zo van, waarom kan ik dit niet, waarom lukt mij dit niet, waarom vind ik dit niet leuk? Ik schreef op een papier in grote letters een boodschap aan mezelf: je bent zo vermoeiend.”
Af en toe ging ze langs bij haar tante, die ook in Amsterdam woonde. 
Lotte: “Een of twee keer in de week kon ik invoegen in dat gezin, dat was fijn. Ik kreeg in die tijd ook voor het eerst een relatie. Die hield geen stand. Het was een heftige periode voor mij. Ook toen maalden de verwijten aan mezelf voortdurend door mijn hoofd: waarom kan ik dit niet, het ligt allemaal aan mij, hoe moet ik nu verder? Ik gedroeg me steeds meer naar binnen gekeerd. Leefde in een kleine wereld. Ik raakte in die tijd overspannen, kreeg een burn-out, die overging in een depressie. De studie heb ik in die tijd nooit helemaal onderbroken, want ik ging maar door. Daar ben ik heel goed in, in steeds maar doorgaan. Totdat eindelijk het punt kwam dat ik moest erkennen: Ik kan zo niet verder.” 
Ze ging in therapie, had een fijne psycholoog. Maar een oorzaak voor haar depressie kwam niet aan het licht. Pas op haar vijfentwintigste werd ze eindelijk getest op autisme. Aanleiding was dat ze terloops iets vertelde over haar gevoeligheid voor geluid. 
Lotte: “De diagnose autisme was voor mij heel verhelderend. Ik voelde me meteen heel licht. Mijn moeder vond het heel erg voor mij, maar ik was juist opgelucht. Mijn eerste verjaardag met diagnose voelde alsof het ook echt mijn allereerste verjaardag was. Ik heb veel over het onderwerp gelezen, ik kon me helemaal herkennen in de beschrijvingen van autisme. Ik herkende mijn manier van denken, mijn behoefte aan duidelijkheid, mijn hyperfocus, mijn passie voor verzamelen en rubriceren, het overweldigd kunnen raken in bepaalde situaties, de drukte in mijn hoofd op alle niveaus, het alles even belangrijk vinden. Gaandeweg realiseerde ik me dat mijn opa deze dingen ook had gehad, ik kreeg mijn diagnose in het jaar dat hij overleed. Ik kon het heel goed vinden met mijn opa in de laatste jaren van zijn leven, ik was graag in zijn buurt. Hij was net als ik ook precies, had obsessieve hobby’s en leefde in een kleine wereld waar weinig veranderde. De genenpool van onze familie liegt er sowieso niet om. Ik heb het beslist niet van een vreemde.” 
De mensen met wie Lotte omgaat zijn over het algemeen neurotypisch, hoewel ze bij een enkeling zo af en toe wel haar “verdenkingen” heeft.
Lotte: ”Onlangs werkte ik samen met een jongen van wie ik wist dat hij autistisch is. Na een tijdje heb ik hem verteld van mijn diagnose. Ik vond het heel bijzonder en fijn om te merken dat ik hem niks hoefde uit te leggen. Het voelde heel simpel, ik voelde ook veel compassie. Ik ervoer een vanzelfsprekend contact met hem zoals ik dat nooit heb met mijn neurotypische vrienden, hoe dierbaar die mij allemaal ook zijn. Het maakt me blij dat ik in staat ben om dit contact met iemand te voelen. Het maakt me tegelijkertijd ook verdrietig dat ik dat met mijn neurotypische vrienden dus niet op die manier kan voelen.”  
Ze vertelt hoe ze het moment van de diagnose als feministisch heeft ervaren: “Het patriarchaat eindelijk verslagen! Als mensen zouden ophouden met het label “typisch vrouwelijk” te hangen aan meisjes die zich stil en teruggetrokken gedragen, dan zou autisme bij vrouwen veel eerder aan het licht kunnen komen en zou hun een jarenlange eenzame worsteling bespaard kunnen blijven. Er gaan bij vrouwen vaak zoveel kostbare jaren verloren.”
Nu ze een paar jaar verder is, is haar euforie van vlak na de diagnose wel wat afgezwakt. 
Lotte: ”Autisme is best een ingewikkeld onderwerp, er is nog zo veel niet duidelijk. Er is lang niet altijd bewijs voor wat er op dit moment allemaal over beweerd wordt. De discussie over de wildgroei aan diagnoses verwart me soms. Dan zijn er momenten waarop ik me afvraag wat het het nou precies is, en of het wel bestaat.”

Hanneke Kappen

Dit schreef Lotte destijds aan zichzelf: