Published 27 oktober 2021

Carla (86) is met stip de oudste deelnemer bij Scauting Hurdegaryp. De jongere deelnemers schijnen aan haar lippen te hangen als ze vertelt over wat ze in haar lange leven allemaal heeft meegemaakt. Dat wil zeggen, als ze aanwezig is. Want ze moeten haar op de locatie al een hele tijd missen. Vanwege Corona en haar hoge leeftijd durft ze het al meer dan een jaar niet aan om te gaan.
Als ik haar bel en vraag of we misschien een keer kunnen praten, zegt ze: “Kun je vanmiddag niet? Vind ik wel gezellig. Ik krijg weinig bezoek.”

Bij haar thuis kijk ik mijn ogen uit. Werkelijk overal staan boten. Zelfs in de gang. In de kamer staat een verlichte vitrinekast propvol scheepsmodellen. Op een plank aan de muur zie ik een prachtige houten raderboot staan. Carla laat me haar werkplaats zien. Een klein kamertje, tot de nok toe gevuld met spullen. Allemaal bouwbenodigdheden. Maar ze vertelt dat ze momenteel niet aan bouwen toe komt: “Ik ben er te moe voor.”

In de huiskamer staat een grote vogelkooi met daarin zes kleurige, druk kwetterende Agapornissen (dwergpapegaaien). De gordijnen zijn dicht. Ik krijg koffie en appelgebak met slagroom.
Carla: “Mijn opa was mijn grote vriend. Hij kon heel mooi vertellen. Hij gaf mij ook mijn eerste bouwplaat, eentje van het stoomschip De Oranje. Ik was denk ik een jaar of acht, negen, eigenlijk nog wat te jong om hem te kunnen maken.”

Ze loopt naar de gang en komt terug met in haar handen een indrukwekkende boot. Ze kijkt vol aandacht en van heel dichtbij naar alles wat er te zien is. “Kijk, daar bovenop is een zwembad. Het was een passagiersschip. De Oranje voer op Nederlands-Indië toen het net gebouwd was.“ vertelt ze. Ze weet er alles van. Ik mag De Oranje ook even vasthouden. Het ding is verbazend licht.

“Ik kom steeds minder buiten” vertelt ze. “Het is een heel kleine wereld geworden. Er is iemand die me helpt met de huishouding en iemand die me helpt met mijn administratie. Afgelopen zomer kwam Bram van Scauting hier geregeld. Verder zie ik niemand. Ik zou graag weer naar de locatie gaan. Het voelt daar als thuiskomen voor mij. Wat ook fijn is, ik kan daar veel grotere boten bouwen dan hier thuis. Ach, wie weet.”

Ik vraag haar wat voor meisje ze was. Ze lacht en zegt: “Ik was een jongetje.”

Ze vertelt hoe ze als jongen geboren is en zich altijd al meisje voelde. Stiekem verkleden deed ze van jongs af aan. Pas toen ze dik in de veertig was trad ze met een nieuwe naam als vrouw naar buiten.
“Wat voor jongetje ik was? Nieuwsgierig en altijd bezig. Een toppertje met leren en sociaal helemaal niks. Dat is nog steeds zo. Ik ben altijd veel gepest. Volgens mij omdat zij niet konden leren en ik wel. Ze wilden altijd wel bij mij afkijken.” Ik vraag of ze dat dan goed vond. “Ja natuurlijk.“, zegt ze.
Ze vertelt over haar jeugd, thuis was het niet fijn. Ze voelde zich vaak erg eenzaam. Ze vertelt over school en over de vele banen die ze gehad heeft: “Ik heb Mulo B gedaan, ik was de nummer 1 van de school. Verkeerd advies vanuit school, ik had natuurlijk VWO moeten doen. Heb ik later geprobeerd alsnog te halen, maar door omstandigheden niet afgemaakt.”

Geïnspireerd door opa voltooide ze als jongeman een opleiding tot matroos, maar paste helemaal niet binnen die ruige mannencultuur. Dan maar aan de wal. Eerst bij Radio Holland, daar kon je marconist worden. Later was er de kweekschool, maar voor de klas staan was geen succes. Soms had ze voor een baan niet eens de benodigde diploma’s, maar werd ze toch aangenomen. Carla legt uit: “Als ik ergens in geïnteresseerd ben, dan verdiep ik me daar helemaal in en word er vaak ook heel goed in.” Zo wilde ze graag analist worden: “Ik kocht een microscoop en wist er al snel alles van. Ik had een goed gesprek met de hoogleraar en werd aangenomen. Ik heb hier nog steeds drie microscopen in de kast staan. Een beetje ziek is dat.”

Ziek? Ik vraag wat ze daarmee bedoelt.
Carla: “Ja, dat is dat autisme. Helemaal gefascineerd zijn door iets. Geobsedeerd. Helemaal doorslaan. Het mooie daaraan is dat ik binnen een mum van tijd alles van iets af weet. Het nadeel is dat ik me vaak in de schulden werkte. Het is fijn dat ik nu mijn financiën uit handen heb kunnen geven. Mijn fascinaties kunnen overigens ook zo maar, boem, weer voorbij zijn. Er hoeft maar iets te gebeuren.”

Ik vraag haar wanneer ze op haar best is. Ze zegt zonder aarzelen: “Als ik een bootje aan het bouwen ben. Dan ben ik er niet. Dat is de ideale toestand voor mij. ” Ik vraag haar waar ze dan is. Ze kijkt ernstig en zegt: “Bij mezelf.”

Waar gaat het haar om bij het bouwen?
Carla: “Het gaat mij vooral om de constructie. Die moet stevig en solide zijn en bestand tegen de tijd. Het moet ook helemaal kloppen. Op internet is gelukkig alles te vinden. Ze pakt een schitterend model van een vliegdekschip. Ze kijkt er dromerig naar. Ze wijst op een piepklein vliegtuigje op het dek: “Kijk, dat is een Stuka. Die heb ik nog wel zien vliegen.” Met voorzichtige vingers beweegt ze de loop van een kanon op en neer. Ze laat me zien dat het hele kanon ook kan draaien. “Zit een mechaniekje in.”, zegt ze zacht. “De boten zijn nooit helemaal klaar. De ideale toestand is onbereikbaar. Ik kan er altijd nog wel iets aan verbeteren.”
Ik begrijp inmiddels helemaal dat de boys bij Scauting graag naar haar verhalen luisteren.
Wat een boeiende vrouw is dit. Over haar valt wel een boek te schrijven.
“Goed idee”, zegt ze. “Wanneer kom je weer?”