Onlangs vernam ik dat een deelnemer van Scauting zich niet kan vinden in het woord dagbesteding. Het maakte mij nieuwsgierig naar hem. Ik spreek met hem af in Hurdegaryp. Zijn naam is Freddie (23). Vier ochtenden in de week is hij op de Friese Scautinglocatie te vinden. Ik vraag hem wat er mis is met het woord dagbesteding.
Freddie: “Met dat woord op zich is niks mis. Het geeft alleen niet weer wat wij hier bij Scauting doen. Dagbesteding klinkt voor mij alsof het hier om een soort van opvangcentrum gaat. Een plek voor mensen die geen voortgang meer maken in hun individuele ontwikkeling, mensen die nooit zullen meedraaien in de maatschappij. Terwijl ik hier juist samen met de mensen van Scauting bezig ben om te ontdekken waar mijn motivatie, talenten en passie liggen, omdat ik verder wil.”
Hij vertelt me hoe hij bij Scauting is gekomen.
Op zijn 18e kreeg hij de diagnose autisme. Dat was nadat hij twee vervolgopleidingen had “verkloot”. Een HBO opleiding chemie strandde al na het eerste semester, in die periode overleed ook zijn opa. Een MBO4 opleiding chemie in het jaar erna ging ook niet goed. Hij deed een test. Daar kwam uit dat financiële dienstverlening meer zijn richting zou kunnen zijn. Ook kwam aan het licht dat hij autisme had. Met die diagnose viel veel op zijn plek: zijn nare basisschoolperiode en middelbare schooltijd, en de mislukte studies.
Nadat hij zich hierna nog drie jaar lang probeerde staande te houden in de financiële dienstverlening, kwam hij depressief thuis te zitten. Hij zag het leven uiteindelijk niet meer zitten. Hij deelde deze gevoelens met zijn ouders, ze riepen meteen hulp in.
In een gesprek met een psycholoog kon hij zich voor het eerst uiten over wat er ten diepste in hem omging. Freddie: “Ik kom uit een liefdevol gezin, mijn ouders waren er altijd voor mij. Vooral mijn moeder wist dat ik het zwaar had en probeerde me altijd te helpen. Maar het lukte me niet om mijn ouders alles te vertellen over hoe het echt met mij was. Misschien wel om hen niet te belasten. Bij de psycholoog kon ik dat voor het eerst wel.”
Zijn psycholoog was ook voor zijn ouders heel belangrijk. Door hem leerden ze hun zoon veel beter te begrijpen en te ondersteunen. Freddie leerde bij Autisme Team Noord-Nederland door middel van psycho-educatie zichzelf en zijn autisme veel beter te begrijpen. En, heel belangrijk, hij ontdekte daar in een gespreksgroep dat hij zeker niet de enige is.
We praten over zijn schooltijd. Hij is daar gepest.
Freddie: “Wat pesten met je doet? Je verliest al je zelfvertrouwen. Om te overleven trok ik mezelf uiteindelijk helemaal terug. Zo besloot ik in groep 5 of 6 geen interactie meer te hebben met mijn klasgenoten. Ik werd een soort van schaduw. Na de basisschool kwam de middelbare school, die was ook bij ons in het dorp. Ik kwam daar mijn pesters opnieuw tegen. Pas in de tweede helft van de middelbare school kregen ze het te druk met school en meisjes en hadden ze blijkbaar minder tijd om zich met mij bezig te houden.”
Hij vertelt dat docenten wisten dat hij gepest werd, maar niet wisten wat ze er structureel aan moesten doen.
Hoe kwam het eigenlijk dat hij niet al veel eerder thuis kwam te zitten, zoals zoveel anderen?
Freddie:” Ik heb me ooit voorgenomen om zover mogelijk te komen met leren. Als ik zo goed mogelijk mijn best zou doen, zou het me uiteindelijk gaan lukken om mijn pesters kwijt te raken. Ik heb leren ook altijd leuk gevonden.”
Ik vraag hem hoe donker het voor hem geweest is.
Freddie: “Op de basisschool was het voor 90% donker. De eerste drie jaren van de middelbare werd dat 80-85%. De tweede helft 70-75%. Na de twee mislukte vervolgstudies kwam het dieptepunt, het werd voor 95% donker.“
Hij vertelt me dat het op dit moment gemiddeld 60% donker is. Hij kan zich niet voorstellen dat dit percentage nog lager kan worden. Ik vraag hem of er ook voordelen zitten aan leven in de schaduw.
Freddie: “Ik kon onopvallend heel goed observeren met wie ik te maken had. Ik kom zelf uit een warm gezin met een lieve vader en moeder. Ik merkte op dat de pesters het thuis vaak helemaal niet fijn hadden. Hun ouders waren uit elkaar, er was ruzie, of ze zagen hun vader helemaal nooit. Ze hadden het zelf zwaar en reageerden dat af op mij.“
Waarom heeft hij ja tegen mij gezegd?
Hij vertelt dat hij anderen hoopt te helpen met zijn verhaal. Misschien wordt dit gelezen door iemand die zich in een soortgelijke situatie bevindt als hij destijds. Diegene moet weten dat het niet hopeloos is. Hij hoopt ook dat andere ouders dit verhaal lezen. Hij hoopt dat ze professionele hulp inschakelen wanneer ze zich geen raad weten met hun kind. Dat is voor hem destijds van levensbelang geweest. En over het pesten, of dat ooit zal stoppen? Hij denkt dat pesten nooit helemaal zal verdwijnen.
O ja, het woord dagbesteding. Wat doen we daarmee?
Freddie: “Ik heb een voorstel. Noem het liever een Ondersteunend Ontwikkelingstraject. Een OO dus. Dát is waar ik hier mee bezig ben.”
Hanneke Kappen